Nog zoiets dat samenhangt met verhuizen: je bent iets kwijt maar je weet het nog niet. Je denkt: het zal ginds wel liggen. Maar ginds is niks. Je denkt: het zit wel in één van de dozen. Maar de dozen raken leeg en worden opgepikt door de vuilkar. Pas dan slaat de vrieskou toe in je maag. Fuck. Kwijt. Echt kwijt.
Dat gebeurde met mijn notaboekje. Kan misschien onbelangrijk lijken, maar dat is ongeveer het meest onvervangbare voorwerp dat ik bezit. Als het zou branden en ik moet één voorwerp redden, dan mijn notaboekje. Of notaboekjes, meervoud. Ik heb al een jaar of zeven de gewoonte om zo'n boekje overal mee naartoe te slepen. Daarin komen dan zinnen, gedachten, citaten, soms gewoon losse woorden. Dreigt mijn boekje vol te raken, dan koop ik tijdig een nieuw. Als ik later creatief wil wezen, dan zijn die boekjes een onuitputtelijke bron van inspiratie. Op het moment dat ik mijn laatste notaboekje kwijtspeelde, was het zo goed als vol. Dat betekende zo veel als: anderhalf jaar aan inspiratie verloren. Ramp. Ik was er fysiek onpasselijk van. Geen honger meer. Knoop in mijn maag.
Maar zie. Een paar dagen na de vaststelling werd ik 's morgens wakker en dacht aan het notaboekje. En opeens zie ik glashelder voor mij hoe ik het gegeerde kleinood in de lades van een bureau opberg. Het bureau op mijn kamer. Een kamer van het internaat. Het internaat van een school. De school waar ik in augustus cursus gaf. Een cursus Nederlands aan Waaltjes. Twee telefoontjes later kreeg ik het verlossende bericht: gevonden en af te halen. En zie, de hemel klaarde op. Vogeltjes begonnen spontaan te kwinkelieren. Hallelujah, de heer was waarlijk opgestaan.