donderdag 31 mei 2007

Buigen dan wel barsten

Vandaag las ik iets opmerkelijks in de krant en ik zeg u, het heeft niet veel gescheeld of ik had hier alweer het zwaard der cynisme bovengehaald. Ik was zelfs al beginnen typen aan een stukje, maar toen herinnerde ik mij alsnog een dure belofte uit het recente verleden. Geen cynisme meer, althans niet in schrift. (Cynische gedachten, daar is niks over gezegd geweest. Dat zult u mij moeten toestaan. Anders knal ik uit elkaar.) Dus hou ik de lippen stijf op elkaar.

De hamvraag blijft wel: hoeveel dagen kan ik het nog volhouden? En wat als ik barst in plaats van te buigen? Wat als het vitriool hier morgen van het scherm spat? Zullen jullie mij dan nog graag zien? Ik dacht: lezer in goede en slechte tijden. Maar kan een mens daar vandaag de dag nog op rekenen? Bah. Het valt niet mee om een crowdpleaser met een geweten te zijn.

Handelen

Soms keek hij achterom en dan gebeurde het wel eens dat hij in de verte iets zag. Meestal was er niets. Altijd liep hij meteen weer door. Niet met mij, dacht hij telkens. Niet met mij. ‘Eerst komt de vaststelling,’ zei hij op een dag. ‘Misschien morgen al. Of overmorgen, we zullen zien. Daarna wordt er een besluit genomen. Tenslotte wordt er gehandeld.’ Hij wist dat het niet de waarheid was, maar wat dan nog? De waarheid had hem nog nooit een meter vooruit geholpen. Er was een vooruitzicht en dat was al heel wat. Zo konden de zaken niet uit de hand lopen. Daar schoot niemand iets mee op.

vrijdag 25 mei 2007

It's my own fault what happens to my heart

Meg Baird - Do what you gotta do (rechts klikken + opslaan als)
Als ik hier drie keer naar luister, regent het ook eind mei dode bladeren in mijn hoofd. Maar dat is niet erg, want buiten is het nog altijd zomerjurkjesweer. Zo mag het altijd zijn.

woensdag 23 mei 2007

vadergevoel

Voor mij op het voetpad wandelen een vrouw en haar dochtertje van pakweg drie of vier jaar in mijn richting. Het meisje heeft een kort, blond jongenskopje met daarin toch twee vlechtjes. Hey, je bent jong en je wil wat. In dit geval vlechtjes, ook al is je haar daarvoor iets te kort.
Plots blijft het meisje staan en wijst het voor zich uit. "Kijk mama! Daar is papa!" Ik kijk over mijn schouder en zie een man schuin het plein oversteken. "Ah, je hebt gelijk. Daar is onze papa al," zegt de vrouw. Het meisje haalt diep adem en een langgerekt "papaaaaaaaaaaaaaa" galmt over de tegels van het plein. De moeder kleurt rood, lacht verontschuldigend naar mij en trekt haar dochtertje aan de arm verder. Opeens voel ik een prematuur vadergevoel in mij opwellen. Snel, iets jongensachtigs doen!

dinsdag 22 mei 2007

L'ombre de ton chien

Dat Jacques Brel zelfs voor zijn laatste optredens nog stond over te geven. Van pure zenuwen. Dat zei de jonge zanger tegen de nog jongere zanger, nadat die laatste had opgebiecht dat hij eindelijk wel eens van die podiumvrees af wou. De grootse Jacques Brel.

Boetseerde hij op een witte dag geen verzen als 'Ne me quitte pas / je ne vais plus pleurer / je ne vais plus parler / je me cacherai là / à te regarder / danser et sourir / et à t'écouter / chanter et puis rire / laisse-moi devenir / l'ombre de ton ombre / l'ombre de ta main / l'ombre de ton chien'?

Als dat zo was, dacht de jongere zanger, dan was er niks om ons zorgen over te maken. Dan kwam alles vanzelf goed. Dan moesten we alleen onze ene voet telkens weer voor onze andere zetten. En neuriën. Dat deed hij dus. Ay Marieke, Marieke, il y a longtemps...

maandag 21 mei 2007

Bootleg Bar (opgevist)

Deze drie waren in de grote verhuisoperatie verloren gegaan zonder dat het mijn bedoeling was:

Kommil Foo - Wat wil je dat ik doe

Paul McCartney - Here today (live)

The Damnwells - I am a leaver (acoustic draft)

Ik weet niet meer precies wat voor interessants ik daarover te melden had, maar ze zijn alledrie de moeite waard. O ja, en "Here today" gaat inderdaad over John.

Update: zoveel bitterzoetheid vraagt om wat tegengewicht
Oasis - Lord, don't slow me down (unreleased)

zaterdag 19 mei 2007

Kakkers

In het ouderlijke huis krijgen wij op zaterdag verse melk aan de deur geleverd. Onze melkboerin is, net als mijn broers en ik, supporter van de lokale voetbalploeg. Helaas, haar echtgenoot interesseert het geen fluit en dus hoopt ze iedere week dat één van ons de deur opendoet, om dan in de gauwte wat over het voetbal te praten. Zo ook vandaag.

- 'k Ben op verploatsing hoan kiek'n histeren.
- Ha. 3-0 verloren hé?
- Mohotverdikke, joat! 't Woas 1-0 en ik zeg tegen miene vint: ze kunnen misschienst nog winnen! Die kakkers?, zegtie, ze hoan der nog 2 tegen kriegen! Ik zeg: hoa je ollichte zwiegen, ik zie gèren kakkers spelen!
- Tja.
- Twoas olliek 3-0, moar ik kan der niet tegen dattie ze kakkers noemt.

West-Vlaams is toch nog altijd honderdduizend keer mooier dan dat vettige Brabants.

donderdag 17 mei 2007

Of wacht, ik weet niet eens of gij van goeden huize zijt! Laat mij gerust, gij dekselse sirene!

(maar voel u vrij om nog meermaals zingend langs mijn vensterraam te huppelen)
Aan het meisje dat net voorbij mijn open raam wandelde terwijl ze "Moon River" zong: wil je met mij trouwen?

maandag 14 mei 2007

zonder

ik steek net mijn sleutel in het slot van de voordeur als de regenbui die al de hele dag boven de stad hangt te dreigen alsnog losbarst en ik denk blij dat ik thuis ben en ik denk thuis ha dat is een goeie en ik denk ik leg wat muziek op terwijl de druppels treiterig op het vensterraam tikken en ik duw op de shuffle-toets want dan weet je nooit wat er komt en er begint iets te spelen en het gaat over regen, geen gezever, over regen en ik denk is dat niet schoon maar het is vooral triestig. de muziek dan. en ik denk aan hoe ik ooit eens tegen haar zei dat ik van triestige muziek vaak blij word en hoe ze dat niet begreep en zei dat ik niet normaal was en ik toen dacht ja dat wist ik ook wel zonder jou maar dat zei ik niet hardop want ze wou dat ik mijzelf graag zag en dus deed ik vaak alsof terwijl ik binnenin krassen maakte. en ik denk ook dat is lang geleden. dat ik aan haar dacht. lang geleden. en pijn doet het nog maar een klein beetje want wat kon ik eraan doen dat ik opeens niks meer voelde? en het is goed zo en eerlijker en er is nog tijd genoeg maar ik wist ook niet dat ze zo lang zouden duren, de dagen zonder lief.

zaterdag 12 mei 2007

Bezoek

En zo viel andermaal het doek over een dag waarop ik niets nuttigs had verricht. Er was nochtans veel goede wil geweest, maar de energie ontbrak. Al weken aan een stuk deed ik 's nachts amper een oog dicht. O, ik kon het makkelijk maken en zeggen dat het allemaal haar schuld was, maar het was niet zo. Waarom was ik niet kordater geweest? Kon ik dan niet één keertje nee zeggen? Vanavond moest het, want ik was op op op. Vanavond zou ik gewoon gaan slapen en doen alsof ik niks hoorde.
Er werd op de deur geklopt. Ik trok de deken over mijn hoofd en deed alsof ik sliep. Op zich was dat nogal overbodig, want dat kon ze natuurlijk niet zien. Maar het is de intentie die telt. Zo ben ik opgevoed. En het geeft ook een aangenaam gevoel om te doen alsof je slaapt. Dat was vroeger mijn favoriete deel van huisje spelen. Ik heb altijd al van slaap gehouden, en misschien wel nog meer van de halfdroomslaap.
Ze klopte nogmaals. 'Hallo?' Ik kneep mijn ogen nog harder dicht en zei niks. 'Ik weet dat je er bent. En dat je doet alsof je slaapt. En dat je daarnet dacht dat slapen je favoriete deel van huisje spelen was en dat je altijd al van slaap gehouden hebt, maar nog meer van halfdroomslaap. Je weet toch dat ik dat weet?'

'Ga weg,' zei ik.

'Doe niet zo flauw. Mag ik niet even binnenkomen?'

'Nee.'

'O, komaahaan! En ik heb nog wel iets meegebracht!'

'Het gaat niet. Ik heb morgen hopen werk te doen en ik moet slaap inhalen.'

'Maar ik blijf echt niet lang. Gewoon even laten zien en dan ga ik weer weg.'

'Beloofd?'

'Beloofd!'

Ik zuchtte en gooide de deken opzij. Het vlees was zwak.

'Dag muze,' zei ik met opzettelijk weinig enthousiasme, terwijl ik de deur opende.

'Dag kniesoor! Nou, deze keer moest ik wel aandringen hoor! Maar zo lief van je dat ik toch binnen mag! Zo ontzettend lief!'

"Jaja. Schreeuw asjeblieft niet zo. Wil je de hele buurt wakker hebben?"

'Oooeew! Jij brompot! Nu lijk je een beetje op die ene van de zeven dwergen die aldoor loopt te mopperen! Zal ik je net als Sneeuwwitje een kusje op je neus geven?'

'Hou maar al op,' zei ik zwakjes. 'Wat heb je bij?'

'Oei oei, zo zakelijk! Dan schakel ik beter op de u-vorm over! Goed, wat heb ik voor u bij? Raadt u eens, moneer!'

Ik moest lachen. Hoe kon je daar nu kwaad op blijven? 'Sorry, muze. Het is niet dat ik je bezoekjes niet fijn vind, maar echt, ik ben afgepeigerd. De laatste weken kom je bijna iedere avond langs en je blijft altijd tot een gat in de nacht en dan ben ik overdag zo moe en zit ik te slapen aan mijn bureau en vergeet ik gemaakte afspraken en laat ik dingen uit mijn handen vallen en en... Wat heb je bij, muze?'

'Ik heb je favoriet bij, mijn lieve kunstenaar!'

'Een liedje?'

'Ja!'

'Ik neem mijn gitaar...'

'Dat dacht ik ook, ja! Dan ga ik intussen koffie zetten.'

'Goed. Maar morgenavond slaap ik echt gewoon door, hoor!'

'Ha, dat zullen we dan nog wel eens zien, lieverd! Melk en geen suiker hé?'

vrijdag 11 mei 2007

Nora: deel 6 (slot)

Vrijdag

Ze is mooi zoals ze daar zit, ineengedoken tegen de muur. Angst is altijd mooi. Ze huilt met kleine schokjes en houdt haar tot vuisten geklemde handen voor haar mond. Ik vraag haar of het gaat, maar ik moet lachen als ik merk hoe hol die woorden klinken.

donderdag 10 mei 2007

Nora: deel 5

Donderdag

De deur slaat dicht. De vreemde is uit huis. Ik tast naar de warme plek naast mij en rol dan naar links tot mijn gezicht in haar hoofdkussen verdwijnt. De geur van amandelen, denk ik, maar dat heb ik gewoon ergens gelezen. Amandelen en nog iets anders, iets zoets. Als ik zo lang genoeg blijf liggen, dan stik ik.
De eerste dagen zal niemand iets merken – wij hadden niet veel contact met hem – en ook zij – alleen dat meisje kwam de laatste tijd vaak langs – heeft geen idee waar hij zou kunnen zijn. Kent u hem goed? Ja. Is hij je vriend? Ja (nee!), nog maar pas. Weeral tranen. Ze begint te overdrijven.
Na enkele weken klagen de buren over een allesdoordringende stank die uit zijn huis lijkt te komen. De deur wordt aan spaanders geslagen (wie zal dat betalen?) en in de slaapkamer vinden de rechercheurs het levenloze lichaam van de jongeman, reeds in verregaande staat van ontbinding. Doodsoorzaak? Moeilijk te zeggen. Zijn hart lijkt er simpelweg mee opgehouden te hebben. Het labo sluit zelfmoord uit en een hartinfarct lijkt onwaarschijnlijk gezien de jeugdige leeftijd van het slachtoffer. Moord? Ik ken dat meisje natuurlijk van haar noch pluim, meneer, maar ik vond het altijd al een rare, als u verstaat wat ik bedoel. Ze heeft hier eens een hele ochtend aan zijn deur staan bellen, terwijl alle rolluiken neer waren en meneer dus heel duidelijk niet thuis was.
Zij wordt meegenomen en ondervraagd maar veel krijgen de rechercheurs niet uit haar. Het onderzoek wordt enkele weken later afgesloten en in het officiële rapport wordt dan toch maar over een infarct gesproken.

De telefoon. Zij zegt dat ze me nu al mist. Dat ze vanavond zodra ze kan naar me toe zal komen. Zij zwijgt en ik haak in zonder een woord te zeggen. Ik moet op mijn hoede zijn. Zij is in mijn wereld aan het rommelen. Als het zo doorgaat, vind ik straks niks meer terug.

Opnieuw het schrille gerinkel van de telefoon. Ver weg vraagt een stem alles goed alles goed alles goed. Ik geef een ruk aan het telefoonsnoer dat meteen knapt. Gerinkel van glas. Moet even zitten want ik duizel en krijg terug hoofdpijn. Op de bank liggen, dat zal me goed doen.
Ik sluit de ogen en adem langzaam en diep in, tel tot drie, adem uit, tel weer tot drie, adem in, tel tot drie, adem uit… De zee kolkt. Vanuit het grijs van de hemel doemen twee zilverbruine ogen op, daarna de omtrekken van een neus en een mond. Flauw zonlicht breekt door de wolken en glijdt over haar wangen. Ze glimlacht me geruststellend toe. Maar als ik mijn handen uitstrek en naar haar lippen tast, vervaagt haar gezicht. Ver weg vriezen oceanen dood. De planeet kraakt in al haar voegen.
(wordt nog één keer vervolgd)

Voor wie het zich afvraagt

'Nora' is behalve een meisjesnaam ook de titel van een kortverhaal dat ik een paar jaar geleden schreef. Ik was de achttien net gepasseerd, had 'Das Leiten des jungen Werthers' gelezen en wou schrijver worden. Of beter: ik dacht dat ik het al was.
Tegenwoordig ben ik van plan om pas aan mijn magnum opus te beginnen schrijven als ik tegen alle verwachtingen in de vijftig jaar gehaald heb. (Een eenvoudig grapje, jonkvrouwe! Geen cynisme!) Morgen en overmorgen deel 5 en 6 van 'Nora'. Of misschien alles vandaag al. Ik ben immer ongeduldig, daar kan ik niks aan doen.

Nora: deel 4

Woensdag

Ze houdt van mij. Het valt niet meer te ontkennen. Eerste aantekening van vandaag. Het is nu bijna middag maar alle rolluiken zijn neer omdat ik nog geen daglicht kan verdragen. Ik moet gisteren onwel geworden zijn. Door de hitte, vermoed ik. Maar ik kan me er weinig van herinneren. Mijn huisdokter is hier geweest want toen ik vanmorgen rond negen uur wakker werd, vond ik op het tafeltje in mijn slaapkamer een doktersbriefje: twee dagen volstrekte rust.
De stekker van het telefoontoestel was uitgetrokken. Toen ik het apparaat weer inschakelde, zag ik dat zij drie keer had geprobeerd me te bellen: gisteravond om 22u17 en om 23u57 en nog eens heel vroeg deze morgen om 1u33. Met tegenzin maakte ik het voornemen om haar terug te bellen.
Ik denk dat ik toen even op bed ben gaan liggen om nog enkele minuten te rusten maar ik werd pas anderhalf uur later weer wakker door gerinkel. Het duurde lang voor ik besefte dat het de telefoon was en toen was het al te laat om nog op te nemen. Op het schermpje herkende ik haar nummer. Ik drukte op de terugbeltoets maar er nam niemand meer op. Toen even later de bel ging, wist ik waarom. Ze moest onmiddellijk naar hier vertrokken zijn.

Ik loop naar de hal en druk mijn oor tegen de deur. Voeten knersen op het grint. Ik wacht af. Ze belt nog een keer maar ik doe nog steeds niet open. Ze zal vier keer bellen. Vier is haar getal. Ze draagt vier gevlochten bandjes, twee rond haar rechter arm, twee rond haar linker enkel. Twee keer vier stappen van haar bed naar de badkamer. Vier keer vier stappen van de badkamer naar de ontbijttafel. Vier letters in haar naam. Vier letters in mijn naam.
Ze belt een derde keer. Nu schiet me te binnen dat ik beloofd had bij haar langs te gaan. Ze zou me voorlezen uit haar dagboek. Dat geen dagboek is. Maar dat ik toch zo noem om haar te pesten. De bel gaat een vierde keer en dan wordt het stil. Ik hoor haar aarzeling en daarna het geluid van haar voetstappen die zich verwijderen. Op dat moment open ik de deur terwijl ik de tranen al kan proeven.

woensdag 9 mei 2007

Nora: deel 3

Dinsdag

De verpleger zegt dat hij blij is dat ik kon langskomen. Ik was minder opgetogen toen hij me vanmorgen opbelde. Ik vroeg of mijn vader soms ziek was. Nee, nee, ik moest vooral niet denken dat het ernstig was.
Niet ernstig? Waarom moet ik dan juist op mijn vrije dag dat hele eind naar de stad reizen? Bovendien is het bij een temperatuur zoals vandaag echt een hel om twee uur in een treinwagon te zitten. Als een dikke stoflaag ligt de logge hitte over de straten.
Hier binnen, in het belachelijk kleine kantoortje van de hoofdverpleger is het godzijdank iets minder warm maar erg benauwend. Ik zuig wat van de doffe lucht naar binnen maar de door mijn hoofd dreunende pijn wordt er alleen maar erger door. Wat zou zij nu aan het doen zijn?
De hoofdverpleger schat ik rond de vijfendertig. Ik stel met genoegen vast dat hij nog meer onder de hitte lijdt dan ik. In zijn hals staan kleine, vieze zweetdruppeltjes.
"Uw vader is de laatste tijd nogal onrustig," begint hij. "Hij slaapt slecht en is soms, nu ja, bijna onhandelbaar.” Ik zie dat er zich op zijn witte hemd ter hoogte van zijn oksels vochtkringen aftekenen. De verpleger lijkt min of meer te verwachten dat ik iets zal zeggen maar ik knik gewoon. Even aarzelt hij maar dan gaat hij verder.
“Hij lijkt voornamelijk af te zien onder het feit dat hij zo weinig bezocht wordt. Daar lijkt hij toch vaak op aan te sturen. Begrijp me niet verkeerd, ik weet dat u het druk heeft maar misschien…”
- ”Kunt u hem niet wat geven?”
- “Pardon?” De verpleger kijkt me niet begrijpend aan.
- “Kunt u hem niet iets geven waardoor hij beter slaapt?”
- “Natuurlijk, dat doen we ook. Maar slaap- of kalmeermiddelen vormen natuurlijk geen echte oplossing. Vaak hebben patiënten de indruk dat ze door hun familie…”
- "Als een last worden beschouwd?" onderbreek ik hem, terwijl ik mijn hoofd schijnbaar verveeld afwend. Ondertussen wordt die verduivelde hoofdpijn steeds erger. Door het raam zie ik hoe een oud mannetje de hitte trotseert en tergend langzaam door de tuin vooruit schuifelt. Als hij zou vallen en niet meer overeind geraakt, zou ik dat dan tegen de verpleger moeten zeggen? Hij kan het niet zien want hij staat met zijn rug naar het raam. Ik wil hier weg.
– "Het spijt me maar ik heb het inderdaad erg druk. Als er verder niets meer is, zou ik graag gaan." Ik sluit heel even mijn ogen. Inderdaad erg druk.
– "Wilt u uw vader niet zien?" vraagt de verpleger met gespeelde verwondering. Hij weet dat ik dat niet wil. Hij weet het. Met mijn linker handpalm druk ik hard op mijn linkerslaap terwijl de verpleger met een voddige zakdoek nogmaals het zweet van zijn voorhoofd en hals veegt.
– "Sorry, ik moet..." Ik draai me zonder te groeten om en stommel naar buiten. Ik weet dat de verpleger me, ditmaal oprecht verbaasd, staat na te kijken. De holle echo's van mijn voetstappen in de witte dodengangen doen me sneller ademen en lopen. Ik struikel, val en bots met mijn hoofd tegen… ik weet niet wat. De zee ruist in mijn achterhoofd. Stop.
(wordt vervolgd)

dinsdag 8 mei 2007

Nora: deel 2

Maandag

"Als je oud wordt, dan krijg je kleine takjes rond je ogen" zei ze gisterenmorgen nog op de terugweg. Zonder aanleiding. Ik vond het zo mooi dat ik wel kon janken. Toen ik thuis kwam heb ik dat dan ook gedaan. Daarna nam ik plichtsbewust plaats aan het bureau waar ik vele uren schrijvende doorbreng, en ik heb haar woorden opgeschreven. Andere notities die ik nog nam, waren: houdt zij van mij? Antwoord: nog uit te zoeken en zo ja, nagaan wat de daaraan verbonden consequenties zijn. Houd ik van haar? Antwoord: neen, beslist niet.
Dat neemt niet weg dat ik de laatste tijd vaak met haar optrek, ongetwijfeld te vaak. En ze sleept me steeds weer mee in haar bizarre gedachtekronkels. Toen ze mij voorstelde om naar de zee te gaan kijken op een voor mensenkinderen dodelijk vroeg uur had ik al toegestemd voor ik besefte wat ze precies gevraagd had. En morgen gaat ze mij, o gruwel, voorlezen uit haar dagboek. Haar dagboek dat geen dagboek is. Ze is tenslotte geen kind meer.
Wat me nog het meest verbaast, is dat ze me oprecht lijkt te mogen. Ik ben geen aangename persoon. Dat zeg ik niet uit zelfhaat maar omdat ik dat weet. Ik word door vrienden ‘cynisch' en 'twistziek' genoemd. En dat ben ik ongetwijfeld ook. Zij daarentegen noemde me onlangs ‘complex’ en ‘zoekend’. Ik moest erom lachen, maar ik straalde van trots.
Als ik 's avonds met haar langs de gesloten supermarkt ben gewandeld omdat dat verlangen opeens in haar opkwam en we bij het helle schijnsel van de eeuwig brandende daglichten hebben staan kijken naar die chaotische kleurenmozaïek van koopwaar, dan weet ik niet meer waar ik het heb. Ik denk dat ik geen keuze heb. Ik moet op regelmatige tijdstippen bij haar zijn. Ik voel geen liefde. Dat niet. Ik zou immers niet weten wat ik me bij liefde moet voorstellen. Maar ze doet een frisse wind door mij heen waaien, ze geeft me nieuwe, ongekende impulsen die schreeuwen om door mij, zelfverklaard kunstenaar, gebruikt te worden.
Ze is, hoe stom en gedateerd dat vandaag ook klinkt, mijn muze. Haar zilverbruine ogen zuigen me mee een wereld binnen die me van alles vertelt maar dan wel in een taal die ik niet ken. Nog niet, want ik heb voor mezelf al uitgemaakt dat ik niet opgeef voor ik de code ontcijferd heb. Ze intrigeert me en ze jaagt me op. Ze zal me inspireren tot grootste dingen. Dat voel ik.
(wordt vervolgd)

maandag 7 mei 2007

Nora: deel 1

Zondag

Het is koud en ik ben een idioot. Als er vandaag, een zondagochtend om zeven uur waarop ik slaapdronken voor de deur van haar huis sta te wachten, twee zekerheden in mijn leven zijn, dan deze. Ze opent de voordeur bijna een kwartier nadat ik heb aangebeld, ("Maar één keer, anders is iedereen wakker!") en lacht omdat ik er moe en verward uitzie. Ze slaat nog vlug een donkergroene sjaal om en gooit de deur dicht. Keihard. "Kom mee" zegt ze en flitst langs me heen. Ik zucht. Wat anders? Als ik me omdraai, is zij al om de straathoek verdwenen.
Hijgend kom ik na een korte achtervolging dan toch naast haar lopen. Ik haak mijn arm in die van haar. Voorlopig ontsnapt ze me niet meer. De zon op onze rechterkant scheurt de ochtendmist uiteen.

De zee. We gaan zitten, onze benen over de rand van de rots. Een twintig meter lager beukt het water schuim brakend tegen de krijtrotsen. Stilte, zij in gedachten verzonken, ik peilend naar de hare.
Plots vraagt ze of ik ook niet vind dat de zon vroeger anders was. Verrast door die vreemde vraag stamel ik iets dat zowel een ja of een nee kan zijn omdat ik niet weet wat zij erover denkt en omdat ik sinds kort krampachtig probeer om het in alles met haar eens te zijn. Maar zo makkelijk kom ik er niet onderuit. "Maar hoe…?" Ze maakt haar zin niet eens af, wendt zelfs haar gezicht af maar toch éisen haar ogen van mij een zinvolle repliek. Met een wetenschappelijke uitleg zal ze niet tevreden zijn. Misschien omdat elk individu op een heel eigen manier naar de dingen, en dus ook naar de zon, kijkt en dat de zon voor haar anders lijkt omdat ze zich nu anders voelt? Ik kan mezelf wel slaan. Wat een onzin. Maar zij vindt het prachtig zegt ze, met glazige ogen voor zich uit starend.
Ze zegt dat ze zich inderdaad anders voelt maar waarom weet ze niet. Ze kijkt omhoog, lijkt in haar hoofd naar woorden en zinnen te graven en dan begint ze te praten. Na een tijdje praat ze niet meer, ze vertelt. Dat ze zo onopvallend mogelijk probeert te bestaan maar dat ze niet weet of dat wel bestaan is. Dat ze zich soms afvraagt of God bestaat maar dat ze tegelijk beseft dat, als hij al bestaat, hij waarschijnlijk niet van haar verwacht dat ze zich vragen stelt omtrent zijn bestaan. Dat ze denkt dat er in stilte twee uitersten schuilen: eenzaamheid en veiligheid. Dat ze vroeger als klein meisje eens gedroomd had dat ze zich droevig voelde maar dat haar gezicht in een lach bevroren zat zodat iedereen dacht dat ze gelukkig was.
Ineens huilt ze. De zon spat uiteen op het bevroren zeeoppervlak en grote glazen tranen rollen langs de rotskust naar beneden tot tussen geel oplichtende scherven. Even stolt alles in één groot, verwarrend beeld op mijn netvlies, tot het water weer in beweging komt en alles wegspoelt.
Met de rug van haar hand wrijft ze langs haar ogen en springt recht. "Kom mee, het gaat regenen." Ik sta op en zie dat er inderdaad grauwe wolken samentroepen. Als ik me omdraai, is ze al een eind verder het pad in de richting van het dorp afgelopen.
(wordt vervolgd)

Een nieuwe start

Er mag hier dan al één en ander geschreven staan, dit is de eerste echt nieuwe post. De stukjes hieronder schreef ik voor de voorloper van deze blog. Waarom de verandering? Omdat het soms goed is om alle bruggen te verbranden. Waarom dan toch een aantal schrijfsels van het zinkende schip redden? Omdat ik de illusie koester dat ze voor sommige mensen het lezen waard zijn.

Voel je het? Die kakelversie bits en bytes! Welkom, reiziger. U zult wel moe zijn.

zondag 6 mei 2007

Cynisch

Aanklacht: dat het hier soms nogal cynisch is.

Verdediging:
0. captatio benevolentiae: wat hebt u mooie ogen!
1. het leven noopt soms tot cynisme
2. cynisch op de blog = minder cynisch in het leven?
3. cynisch op de blog = een kop die vooralsnog niet uit elkaar knalt?
4. uiteenzetting: cynisme als reddingsboei van de melancholicus/romanticus

Alle gekheid op een stokje: u hebt natuurlijk overschot van gelijk, jonkvrouwe. Maar er wordt echt echtig aan gewerkt.

dinsdag 1 mei 2007

Schuifdeuren

Sta mij toe om hier even kritiek te uiten op de NMBS. Niet omdat de treinen nooit op tijd zouden zijn en niet omdat ze eerste klasse nog niet afschaft hebben. Na bijna zeven jaar intensief treingebruik durf ik ten stelligste beweren dat vertragingen zeldzaam zijn. Altijd zullen de menschen klagen over het weer, het openbaar vervoer en de polletiekers. Neem voor de lol eens de trein in het buitenland. Dat helpt relativeren.
Waarop ik dan wel kritiek heb? Het binnendeurenbeleid. Voor wie al jaren niet meer de trein genomen heeft: in de meeste treintoestellen worden de wagonnen tegenwoordig van elkaar gescheiden door automatische schuifdeuren. U geeft een tikje tegen het handvat en de deur schuift automatisch open. U loopt verder en na een paar seconden gaat de deur terug dicht. Gevaar om tussen de deur geklemd te raken is er niet, daar zorgt een elektronisch oog voor.
Dat lijkt makkelijk in het dagelijks gebruik maar voor veel ouderen van dagen is het dat klaarblijkelijk niet. Zij willen een schuifdeur zélf open en dicht schuiven. Zo is het hen geleerd. Dat resulteert telkens weer in pijnlijke scènes: zenuwachtige en trillerige senioren die uit alle macht aan zo'n schuifdeur staan te sleuren, bang dat ze niet op tijd zullen kunen uitstappen, die nu eens wantrouwig voor een open deur blijven wachten en zich dan weer met ware doodsverachting tussen een dichtschuivende deur werpen omdat ze vrezen dat het de laatste keer is dat ze zal opengaan. Dat vervult mij altijd met diep medelijden en voor een keer mag u dat zonder een grammetje ironie lezen. Anders gebruikte ik wel een ironieteken, tiens.
Tijd voor een bewustmakingscampagne: leer de jongeren veilig vrijen, leer de ouderen een automatische schuifdeur openen. Daar hebben ze recht op. En zo hoeft niemand meer te ondergaan wat mij gisteren is overkomen toen ik een trillerige senioor wou helpen.
- Je moet gewoon één tikje tegen het handvat geven en ze gaat vanzelf weer dicht.
- Hemmek u iet gevroagd?
- Euh... neen.