donderdag 27 april 2006

Een ijsco

Boy oh boy! Wie had gedacht dat De ondergang van de familie Boslowits, de zo goed als vergeten eerste novelle van Gerard Reve en het onderwerp van mijn eindverhandeling, ooit nog zo sexy zou worden? De één na de ander vraagt mij de laatste tijd om mijn exemplaar te mogen lenen. Dat De ondergang sinds de dood van de Grote Volksschrijver in alle media wordt aangehaald als één van zijn meesterwerken, zal daar wel iets mee te maken hebben. Een mens moet ook in zijn leesvoer wat modieus zijn. De eerste keren schreeuwde ik telkens met overgave "Zie je wel?!" naar het radio- of televisietoestel, vaak begeleid door een gebaar dat nog het meest lijkt op iemand die twee appels (één in zijn linker- en één in zijn rechterhand) met kracht over zijn schouders gooit. Maar de elvendertigste keer laat je dat achterwege, tot vreugde van je omgeving. Het verhaal speelt zich af kort voor, tijdens en net na de Tweede Wereldoorlog. In de volgende passage krijgt de ik-figuur van een volwassene geld voor een ijsje, als ik me niet vergis nadat hij, zonder het te beseffen, zijn gehandicapte oom Hans beledigd heeft:
Ik ging naar buiten, waar juist een venter passeerde, legde het kwartje op de kar en zei: 'Een ijsco.' 'Van vijf?' vroeg hij. 'Dat is goed,' zei ik. 'Of van tien?' 'Dat is goed, een ijsco,' zei ik. 'Van vijf of van tien?' vroeg hij toen. Er werd geen bepaalde beslissing genomen, maar hij maakte een zeer dikke gereed en juist nam ik die in ontvangst, toen mijn moeder naar buiten kwam. 'Hij is stout geweest,' zei ze tegen de man, 'hij heeft er om gezeurd.' Ik hield de ijswafel vast. Mijn moeder trok me mee. 'Hij krijgt nog geld terug!' riep de venter, maar we waren al binnen en de deur sloeg dicht. De ijswafel beviel me niet en ik mocht hem op een schotel in de keuken leggen.
(De ondergang van de familie Boslowits, p. 15)

Geen opmerkingen: