woensdag 31 oktober 2007

Twee soorten dagen

Het valt me op dat ik mijn dagen steeds meer in categoriëen begin in te delen. Dat gebeurt 's ochtends vroeg terwijl ik mijn kleren voor die dag bij elkaar zoek. Je hebt de dagen dat ik 'onder de mensen' moet komen en de dagen dat ik 'toch geen kat zie'. In dat laatste geval is de verleiding meestal groot om ongeschoren en ongewassen te blijven rondsjokken in mijn slaapplunje. Want wie zegt er wat van? Het is een vaststelling waar ik niet echt vrolijk van word. Ik kom te weinig buiten. In ieder geval minder dan vroeger. Misschien heeft het gewoon te maken met beginnen werken en alle shit die daarbij hoort, misschien moet ik de oorzaak bij mezelf zoeken.

dinsdag 30 oktober 2007

Muggen, olifanten en de excuuscultuur

De lezer kan terecht opmerken dat het in mijn stukjes ook niet áltijd over de treurnis des levens dient te gaan. Ik hoor je, lezer. (Zeker als je een charmante jongedame bent en daar bovenop gekke gezichtjes trekt als je niest.) Dus zal ik eens konde doen van iets uit de politiek, ook wel de "polletiek" geheten.
Ik zag onlangs Patrick Janssens op de televisie. U moet weten dat ik, voor zover ik weet, de enige sossenstemmer ben die niet meteen een krachtig "Zingt Jubilate" wil aanheffen bij het zien van dat heerschap. Er is zelfs bijna sprake van aversie. De redenen daarvoor zal ik desgewenst later nog eens toelichten.
Soit, Patrick Janssens bevond zich in een protserig ingerichte ruimte van waaruit hij mij met zijn marketingsmoel recht in de ogen keek. Wat kregen we nou? Vervolgens verontschuldigde hij zich met uitgestreken gezicht voor de houding van het Antwerpse stadsbestuur tegenover de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
"Ha!" riep ik tegen mijn televisietoestel. "Gij totentrekker! Daar zit toch geen enkele weldenkende jood nog op te wachten?" Ik moest het schelden tegen mijn televisietoestel wat afbouwen, besefte ik eensklaps. Daarom voegde ik er nog slechts in gedachten aan toe dat de "burgermeester van alle Antwerpenaren" vast weer één of ander clever marktonderzoekje had laten uitvoeren naar nieuwe strategieën om het Vlaams Belang aan te pakken.
Later knikte ik dan ook instemmend toen Bart De Wever verklaarde dat het nogal gratuit is om je 65 jaar na datum voor iets te excuseren en dat de uitspraken vooral bedoeld waren om het Vlaams Belang te bestrijden. De man mocht dan al mijn politieke voorkeur niet wegdragen, hij had tenminste een klare kijk op de zaken. Nog later viel ik bijna van mijn stoel toen ik hoorde dat hij gedwongen werd om zich te excuseren.
Excuseren? Voor je klare kijk op de zaken? Het is een gekke wereld.

maandag 29 oktober 2007

Niet bang zijn van zwarte man

Ze spreken je allemaal op dezelfde manier aan:

- Meneer! Goeiedag! (joviaal en enthousiast)
- Goeiedag. (verstrooid als altijd)
- Niet bang zijn van zwarte man! (joviaal en enthousiast)
- Nee hoor, maareuh... ik vrees... (ik zie de bui al hangen)
- Kent u Congo in Afrique? (nog steeds joviaal en enthousiast)
- ... dat u mij iets wil verkopen en ik heb geen geld bij. (verontschuldigend)
- Aaah, espèce de... (vergeet van de weeromstuit zijn jovialiteit)
- Euh... Toch bedankt. (van mijn melk)

Even serieus: is er een speciale opleiding waarin men zwarte studenten dat zinnetje "Niet bang zijn van zwarte man" aanleert? Effectief is het wel, want ik heb ooit 5 euro betaald voor een volkomen waardeloos boekje. Want ik moest toch bewijzen dat ik geen racist was?

woensdag 24 oktober 2007

Chrysanten

Ik woon pal tegenover de ingang van een ziekenhuis. Soms sta ik voor mijn raam te kijken naar de mensen die naar buiten wandelen en vraag ik me af wie van hen kanker heeft. Ik woon ook boven een bloemenwinkel. Vandaag stonden er hopen chrysanten buiten en ik vroeg me af of dat niet pijnlijk is, zo net tegenover een ziekenhuis.
Ik heb haar het liefst als ze gaten in mijn middenrif schrijft. Als ze te heftig woedt voor leestekens. Als ik haar op een grauwe woensdagnamiddag lees en mij daarna in een bolletje wil rollen om voor altijd te winterslapen.

(je bent er nooit op voorbereid)

woensdag 17 oktober 2007

you know, all those words we wrote
are just the rules of the game
and the rules are the first to go

Epiphany

"Pas op!" riep mijn kompaan nog, maar het was al te laat. Met mijn verwaaide kop knalde ik tegen de glazen deur aan. Hm. Niet gezien. Ik besloot om de schuld dit keer bij mijn vermoeidheid te leggen, alhoewel ik in normale toestand ook wel eens iets dergelijks uithaal. Gracieus over mijn voeten vallen bijvoorbeeld. Of op café een kop gloeiend hete koffie uit elkaar laten spatten.
Ik voelde me eerst wat draaierig worden, maar daarna werd ik verbazend scherp van geest. Zelfs zó scherp dat ik werd overspoeld door allerhande briljante inzichten over het bestaan. Zo dacht ik entre autres dat een man van zijn geliefde niet kon en mocht verwachten dat ze hem zou helpen om de wereld te begrijpen. Iemand vinden om samen mee te wanhopen, dat zou al heel wat zijn. Zelfs meer dan de meesten van ons bij leven en welzijn zouden krijgen.
Nog veel meer ideeën openbaarden zich op dat eigenste ogenblik aan mij. Had ik ze ter plekke opgeschreven, dan hadden ze het aanschijn van de wereld voorgoed kunnen veranderen. Daarom overwoog ik even om luidkeels "Een potlood! Mijn koninkrijk voor een potlood!" te schreeuwen. Doch een keel opzetten heeft geen pas voor een heer van stand. Tenzij in dronken toestand.

zondag 14 oktober 2007

Doedelzakspelers

Er lopen doedelzakspelers door de straat van mijn ouderlijke huis. Boven hun hoofden pronkt een werkelijk prachtige azuurblauwe hemel. Het wordt een topdag voor de middenstand en de mensen ademen in wolkjes. Toch lijkt er elk moment iets literairs te kunnen gebeuren. Je weet maar nooit met doedelzakspelers.

zaterdag 6 oktober 2007

Toen ik nog schrijver was

... begon ik ook soms aan een verhaal zonder het af te werken. Zoals dit:

Het was een stille straat die aan één kant doodliep. Daar stond een leegstaand huis van twee verdiepingen, los van de aanliggende arbeiderswoningen. Vroeger woonde er een oude Ierse priester die James Joyce las en met stenen naar de katten gooide. Na zijn dood kwam het huis leeg te staan en maakten de buurtjongens elkaar bang door te vertellen dat ze de overledene ’s avonds achter één van de gebroken vensterramen hadden gezien.

Tijdens de korte winterdagen trad de schemer al in terwijl wij ons avondmaal aten. Als wij elkaar daarna op straat terug ontmoetten, was de lucht al verkleurd en leken de muren bruin in plaats van wit. Met vier truien werden twee doelen gemaakt en dan speelden wij voetbal tot de straatlampen gingen branden. Achteraf gezien is het gek dat wij net op dat moment ophielden met spelen, vooral omdat in de minuten vlak vóór het aangaan van de lantaarns de bal nauwelijks nog te onderscheiden was. Maar zo was het gewoon.

Begin november kwam een nieuwe familie in de wijk wonen. Ze hadden twee zonen. De oudste was ongeveer onze leeftijd, de jongste moet zes of zeven jaar oud geweest zijn. Tijdens de eerste avonden bleven ze nog binnen, maar de derde of de vierde dag kwam de oudste vragen of hij mocht meedoen. Hij had zijn kleinere broertje bij de hand. Jij wel, zeiden wij, maar je broer niet, die is te klein. Drie van ons hadden zelf een jongere broer en zij zaten meestal tegen één van de huizen op de grond. Als de bal hun richting uitkwam, schopten ze hem terug naar het midden van de straat. Verder keken ze onbewogen toe.

De nieuweling liet de hand van zijn jongere broer los en gaf hem een zacht duwtje in de richting van de kleintjes. Door angst bevangen drukte die zich eerst nog tegen zijn grote broer aan, maar na wat onderling gefluister begaf hij zich schoorvoetend in hun richting. Hij speelde goed, de nieuwe jongen, al scoorde hij maar één keer.

Toen de straatlampen aangingen, stopten wij zoals altijd met spelen. De nieuwe jongen had op dat moment de bal en vroeg waarom er niet meer gevoetbald werd. Niemand van ons deed de moeite om zijn vraag te beantwoorden. De truien die als doelpaal hadden gediend, werden opgeraapt en wij gingen tegen de muur zitten. Hij echter bleef met de bal kunstjes uithalen. Eerst liet hij de bal zo vaak mogelijk op zijn voet botsen, daarna begon hij heen en weer te rennen, bal aan de voet, terwijl hij tussen denkbeeldige tegenstanders slalomde. Geërgerd keken wij elkaar aan, maar we zeiden niets. Plots stuitte de bal van zijn voet weg en verdween hobbelend in de verwilderde voortuin van het leegstaande huis.

Ik geloof dat er iets verschrikkelijks moest gebeuren met de twee nieuwe jongens. Hebben zij even geluk dat ik het verhaal niet afgewerkt heb.

vrijdag 5 oktober 2007

Eigenlijk

Eigenlijk verlang ik niets. Of toch niets anders dan dat er iets anders was. Bijvoorbeeld iets om mijn zorgen over te maken. Of iets dat om overgave vraagt, en niet gewoon maar wat fysieke of mentale inspanning. Zoals liegen. Eigenlijk verlang ik alles.

dinsdag 2 oktober 2007

Soep

Het komt altijd onverwacht. In de supermarkt bijvoorbeeld. Je steekt net je hand uit naar een blik soep. En opeens is die soep het epicentrum van de wereld. Je wil helemaal geen soep. Daar heb je niet voor gestudeerd. Die soep kan je gestolen worden. Net zoals je eigen uitgestoken hand, het lichaam dat daaraan als een zak water en botten vasthangt, de supermarkt en alles in een straal van een kilometer errond. Als je echt goed rondkijkt, is er zo ontzettend veel lelijkheid te zien. En je kan niet elke dag blind zijn.