Vaak heb ik zin om in het holst van de nacht weg te gaan. Vooraf tegen niemand iets zeggen. Niets meenemen ook, behalve dit broeierige lijf dat nooit slaapt. Geen enkele keer achterom kijken, want dan word ik blind. Hier en daar zal aan het oppervlak wel wat gemis vertoond worden en er zullen misschien mooie rituelen zijn. Maar daarna wordt alles terug gewoon.
Ik vorder gestaag en net als ik mij begin af te vragen wat ik ook al weer aan het doen was, of ik misschien voor iets op de vlucht was, of ik daarentegen iemand op de hielen zit, net dan kom ik waar de lucht het land weer raakt. Waar platen nooit blijven hangen. Waar ik geen lijken in mijn kast heb en andere mensen geen bordkartonnen personages zijn. Waar ik zelf geen bordkartonnen personage ben.
Iemand zonder naam verzorgt er zwijgend mijn stukgelopen voeten en vermoeit mij niet door te willen weten wie ik ben. Kleine handelingen volstaan om alle tijd die ons nog rest op te vullen.
2 opmerkingen:
ik vind dit een mooie plan, dat moet je wel eens gaan doen.
Het doet me denken aan De Kleine Prins. Maar vraag me niet waarom.
Een reactie posten