Het is vreemd hoe mensen zich vastklampen aan de morzel grond waarop ze geboren zijn. Niet dat ik anders ben. Er schuilt weliswaar een gigantische aantrekkingskracht in de gedachte om alle bruggen op te blazen en nooit meer boven water te komen. Jezelf te begraven in een uithoek van de wereld, bijvoorbeeld in het Antilliaanse zand. Los van alles wat je vertraagt en verzwaart: familie, herinneringen, gewoontes...
Maar tegelijk zegt iets me dat ik het niet zou kunnen. Om te doen wat ik doe, moet ik mijn taal rondom mij kunnen ruiken en voelen. Haar geweld aandoen. Af en toe eens in haar hals bijten. Als Raymond van het Groenewoud verzucht: 'Trek me uit de Vlaamse klei', dan zucht ik met hem mee, maar ik zal altijd weer terug moeten.
De verre wegen lonken alleen maar zo nadrukkelijk omdat er iets als een thuis is, die hen 'ver' maakt.