Poëzie, het is iets. In mijn hoedanigheid van leraar Nederlands moet ik de komende dagen een inleiding geven op de poëzie. Probeer 16-jarigen daar maar eens warm voor te maken. Niet dat ze poëzie verafschuwen, maar wel de analyse en/of bespreking ervan. Ik kan ze geen ongelijk geven. Een analyse kan best interessant zijn, maar als een gedicht die analyse nodig heeft om interessant te worden, dan deugt het niet. Voor mij dus geen Spinoy of Van Bastelaere, dank u zeer.
Ik las ooit ergens in een tijdschrift: "Waarom zou je met 'interessant' genoegen nemen als je ook 'pakkend' en 'hartverscheurend mooi' kan krijgen?" Dat zegt het allemaal. Een goed gedicht moet voor mij in de eerste plaats ontroeren. Verder hou ik van gedichten die iets banaals op een nieuwe, originele manier zeggen. Volgens Hugo Brems is de inhoud van gedichten vergelijkbaar met die van soaps: de gewone, alledaagse dingen. De verdienste van het gedicht is dan de manier waarop aan die thema's vorm wordt gegeven.
Tenslotte heb ik ook een voorkeur voor korte gedichten. Als de dichter pagina's lang blijft doormekkeren, is het etiket "poëzie" vaak zijn alibi voor onafgewerktheid en kan hij misschien beter een kortverhaal schrijven. Of niet, hij is een vrij mens natuurlijk. Het volgende gedicht vind ik in al zijn onopvallendheid subliem. Er wordt niks nieuws in gezegd en nergens blijft de lezer haperen aan één of ander vergezocht woord dat de belezenheid van de dichter zou moeten aantonen. "Gewoon maar een gedicht" en net daarom zo sterk.
Zuiver
Zuiver komt de avond af, liefste
en ruikt naar wind gelijk uw haar,
uw lippen als ge lacht.
Een wolk schuift tegen de bleke hemel
voorbij, mijn hand
over het zachte vel van uw hand.
Jotie T' Hooft
Geen opmerkingen:
Een reactie posten