Het schijnt nochtans echt zo te zijn: er is schoonheid ergens tussen alle troep. Alleen zijn we zo verdomd geconcentreerd op wat we aan het doen zijn. We kijken naar onze handen en denken: dit zijn mijn handen. En ze doen iets. Heb ik zulke handen? Zijn dit mijn handen? We worden oud en ziek, zoveel is zeker. Dat kunnen we verwachten. Maar de rest is aan ons. We kwetsen een beetje. Links en rechts. We leven wat. We houden ons in. We zeggen niets omdat het niet het moment is en we nog niet willen zien dat het nooit het moment zal zijn. We zijn wie ze willen dat we zijn: goedlachs, begrijpend, stil, ongelukkig. Want er is tijd. Er zou tijd zijn. Tijd om te lezen, tijd om te denken, tijd om te schreeuwen, tijd om te vloeken, tijd om te kalmeren en tijd om hartsgrondig te wensen dat alles maar meteen verdwijnt. Meer niet. Kom, leg je kleren af. Het leidt nergens toe. Het zal niet helpen. Een cirkel blijft rond. Maar als ik moet, dan jij ook. Dan maar zo.
vrijdag 20 oktober 2006
maandag 16 oktober 2006
zus
haar stem klinkt klein en ver weg aan de telefoon
ze klinkt naar witte muren en medicijnen
je mag niet zo donker denken zeg ik
en ik gooi wat gezag in mijn stem
en ik praat over wanneer ze naar huis mag
en wat we dan gaan doen en zo
hoor mij nu bezig
“niet donker denken”
zij zou niet mogen en ik wel zeker
omdat ik ouder ben zeker
en liedjes schrijf zeker
ze vraagt wanneer ga je morgen bellen
en ik weet het nog niet
een grote broer zou dat nochtans moeten weten
ze klinkt naar witte muren en medicijnen
je mag niet zo donker denken zeg ik
en ik gooi wat gezag in mijn stem
en ik praat over wanneer ze naar huis mag
en wat we dan gaan doen en zo
hoor mij nu bezig
“niet donker denken”
zij zou niet mogen en ik wel zeker
omdat ik ouder ben zeker
en liedjes schrijf zeker
ze vraagt wanneer ga je morgen bellen
en ik weet het nog niet
een grote broer zou dat nochtans moeten weten
Abonneren op:
Posts (Atom)